NL | FR

+32 496 24 90 46 | info@net-men-kanker.be

NL | FR

NL | FR

  1. Page d’accueil
  2.  » MEN – Over MEN – oud

Over MEN

MEN is de afkorting van Multipele Endocriene Neoplasie. Bij deze groep erfelijke aandoeningen kunnen in meerdere (multipele) hormoon producerende (endocriene) organen gezwellen of tumoren ontstaan (neoplasie).

 

Endocriene organen, zoals de bijschildklieren, bijnieren, schildklier, alvleesklier en hypofyse (hersenaanhangsel) maken hormonen aan, stoffen die via het bloed de werking van andere organen in het lichaam kunnen beïnvloeden.

Als in een endocrien orgaan een gezwel (tumor) ontstaat, heeft dit vaak een te hoge aanmaak van hormonen tot gevolg. Bij MEN kunnen de tumoren tegelijkertijd, maar ook na elkaar, in verschillende organen ontstaan. Deze tumoren kunnen goedaardig zijn (verspreiden zich niet en geven geen uitzaaiingen) of kwaadaardig (verspreiden zich elders in het lichaam, zijn dus kanker). Maar ook goedaardige tumoren die te veel hormonen aanmaken kunnen nare symptomen veroorzaken.

MEN behoort tot de groep van erfelijke endocriene tumor syndromen, hiertoe horen ook erfelijke feochromocytoom/paraganglioom syndroom, Carney complex en von Hippel Lindau ziekte. Deze aandoeningen komen in één familie over het algemeen bij meerdere familieleden uit verschillende generaties voor.

MEN en erfelijkheid

MEN is een erfelijke autosomaal dominante aandoening

Autosomaal dominant wil zeggen:

  • niet geslachtsgebonden overerfbaar
  • slaat geen generatie over

Bij autosomaal dominant overerven, heeft ieder kind 50% kans de aanleg te erven, dus als één van je ouders het afwijkende gen doorgeeft. Als je het veranderde gen erft is de kans groot dat je ook een ziekte ontwikkelt.
Geen drager zijn betekent dat het ook niet kan doorgegeven worden op het nageslacht.

Als er een fout is waardoor de functie van een gen verstoord raakt, spreken we van een genmutatie. Erfelijke ziekten worden vaak veroorzaakt door genmutaties. Een gen is een afgebakend stukje DNA dat informatie over één specifieke eigenschap of proces bevat. Zo heb je bijvoorbeeld genen die samen de kleur van de ogen bepalen, maar ook genen die belangrijk zijn voor het delen van cellen. En als er in een van de genen die verantwoordelijk zijn voor de controle van celdeling (zogeheten tumorsupressorgenen) een genmutatie ontstaat, kan dit aanleiding geven tot ongebreidelde celdeling – en dus tumorgroei.

Soorten MEN

MEN type 1

Het MEN1 syndroom ontstaat door inactiverende genmutaties in het menin-gen. Hierdoor wordt het tumorsuppressoreiwit menin niet meer voldoende aangemaakt of werkt het niet goed meer. Bij het MEN1 syndroom ontstaan gezwellen meestal in meer dan 1 klier. Vooral in de bijschildklieren, de alvleesklier, de hypofyse en de bijnieren. Soms ontstaan die gezwellen in de maag, longen, twaalfvingerige darm of de thymus (zwezerik). Ook in niet-endocriene organen zoals de huid en borsten worden meer goedaardige (maar ook kwaadaardige) tumoren vastgesteld.
Meestal komt de ziekte in meerdere generaties binnen één familie voor. Er is geen duidelijk patroon te herkennen in de ziekteontwikkeling tussen familieleden met eenzelfde genmutatie. Wat wel geweten is, is dat de meerderheid van de mensen met MEN1 tumoren in de bijschildklieren ontwikkelen en hierdoor te hoge calciumspiegels in het bloed ontwikkelen. Deze ziektemanifestatie wordt ook vaak het vroegst vastgesteld.

De tumoren die bij MEN1 ontstaan zijn niet altijd kwaadaardig vaak goedaardig (bijvoorbeeld die in de hypofyse of bijschildklieren). Maar deze in de pancreas, zwezerik en maag zijn soms wel kwaadaardig en kunnen zich dan verspreiden in het lichaam (uitzaaien). Deze ziektemanifestaties vormen nog steeds de belangrijkste door MEN1 veroorzaakte reden tot overlijden. De moeilijkheid is echter dat het bijna niet te voorspellen valt welke tumoren kwaadaardig zijn en welke niet. Daarom moeten zowel kwaadaardige als goedaardige tumoren bij MEN1  strikt opgevolgd en zo nodig behandeld worden. Goedaardige tumoren worden vooral behandeld omdat ze voor (ernstige) klachten en complicaties kunnen zorgen.

 

MEN type 2

MEN type 2 is een erfelijke aandoening ten gevolge van inactiverende mutaties in het RET tumorsupressorgen, waarbij in de schildklier, bijschildklieren en bijnieren tumoren kunnen ontstaan.
Bij MEN2 ontstaan er vaak tumoren in méér dan één klier. Toch gebeurt dit los van elkaar, wat wil zeggen dat als je een tumor in één bepaalde klier hebt, je niet altijd een tumor in een andere klier hebt of krijgt.

Deze ziekte komt meestal ook voor in meerdere generaties binnen één familie. Ook is er in mindere of meerdere mate een verband terug te vinden tussen de types tumoren die leden binnen één familie ontwikkelen (o.b.v. de gemeenschappelijke verantwoordelijke genmutatie).
Tumoren in de bijschildklieren of bijnieren zijn meestal goedaardig, ze zaaien dus niet uit. Wel kunnen ze door overproductie van hormonen tot ernstige klachten en symptomen leiden. Overproductie van het bijschildklierhormoon kan tot te hoge calciumspiegels in het bloed leiden. Overproductie van de stresshormonen adrenaline en noradrenaline door bijniertumoren type feochromocytomen kan voor hoge bloeddruk, hartritmestoornissen en zelfs overlijden zorgen. Slechts zeldzaam zijn deze tumoren kwaadaardig. Dit geldt niet voor de medullaire schildkliertumoren die patiënten met MEN2 kunnen ontwikkelen, deze worden altijd als kwaadaardig beschouwd en omdat ze relatief vaak voorkomen wordt bij de meeste patiënten op jonge leeftijd een wegname van de schildklier voorgesteld.

MEN2 heeft twee verschijningsvormen, namelijk type 2A en type 2B (soms spreekt men ook van MEN 3 i.p.v. 2B).

MEN2 komt bij ongeveer 1 op 30000 mensen voor en is dus, als alle erfelijke endocriene tumor syndromen, een zeldzame ziekte.

Het subtype 2A komt het vaakst voor en beperkt zich tot het ontstaan van tumoren in de reeds genoemde organen.

MEN2B is zeldzamer binnen MEN2, waarbij behalve de tumoren ook uiterlijke kenmerken voorkomen, zoals een lange, slanke lichaamsbouw en weinig spierontwikkeling. Bovendien kunnen bij deze patiënten knobbeltjes in de slijmvliezen van maag en darm ontstaan. Naast deze specifieke lichaamskenmerken wordt MEN2B vooral gekenmerkt door de extreem jonge leeftijd (tot minder dan 2 jaar) waarop deze patiënten medullair schildklierkanker kunnen ontwikkelen.
MEN2B komt regelmatig voor zonder dat andere familieleden de ziekte hebben, dus doordat de verandering in het gen nieuw is.

 

Andere erfelijke endocriene tumor syndromen

Naast MEN zijn er nog andere tumor syndromen die tot dezelfde familie behoren.

Erfelijk feochromocytoom-paraganglioom

Paragangliomen (PGL) zijn zeldzame tumoren die ontstaan uit zenuwknopen (paraganglia). Ze ontstaan meestal in het hoofd/hals gebied. In dit geval gebruikt men vaak de naam glomustumoren. Ze kunnen ook ontstaan vanuit de bijnieren. Dan worden ze feochromocytoom genoemd.

Behalve in de hoofd/halsregio en de bijnieren kunnen paragangliomen op diverse andere plaatsen in de buik en borstholte ontstaan, zoals bijvoorbeeld in de buurt van de wervelkolom, de aorta (hoofdslagader) en de blaas.
De meeste feochromocytomen en paragangliomen zijn goedaardig. Maar daarom zijn ze nog niet onschuldig. Overproductie van de stresshormonen adrenaline en noradrenaline door deze tumoren kan voor hoge bloeddruk, hartritmestoornissen en zelfs overlijden zorgen. Door hun ontstaan vanuit zenuwknopen kunnen paragangliomen ook zorgen voor symptomen door druk op bepaalde zenuwen. Ongeveer een derde van de patiënten met een feochromocytoom of paraganglioom heeft een erfelijke aandoening. Genetisch nazicht wordt dan ook bij elke diagnose aanbevolen. De aanleg voor een erfelijk paraganglioom syndroom wordt vaak veroorzaakt door genetische veranderingen (‘mutaties’) in de zogenaamde SDH genen maar is ook beschreven bij andere genmutaties en bij patiënten met MEN1, MEN2, neurofibromatose type 1 en VHL.

Von Hippel-Lindausyndroom (VHL) is een andere zeldzame erfelijke ziekte.

Bij VHL kunnen verschillende gezwellen ontstaan op meerdere plaatsen in het lichaam. Deze gezwellen kunnen goed- of kwaadaardig zijn. Ze kunnen tegelijk ontstaan of na elkaar in de loop van de tijd.
VHL is een erfelijke aandoening die wordt veroorzaakt door een aangeboren genetische afwijking. De oorzaak van VHL is een mutatie van het VHL-gen.

Tumoren in kader van VHL kunnen zich ontwikkelen in de kleine hersenen, het ruggenmerg, het netvlies van de ogen, de nieren, bijnieren, alvleesklier, bijballen en binnenoor. De meest vastgestelde tumoren binnen VHL zijn zogenaamde hemangioblastomen van het netvlies. Deze zijn meestal asymptomatisch maar kunnen in sommige gevallen tot ernstige oogproblemen leiden. Hemangioblastomen die zich in het zenuwstelsel ontwikkelen kunnen neurologische verschijnselen veroorzaken.

Carney complex

Het Carney complex is een extreme zeldzame aandoening. Patiënten hebben vaak kenmerkende huidpigmentatie, overproductie van bepaalde hormonen en een verhoogde kans op ontwikkeling van bindweefseltumoren, zogenaamde myxomen die typisch voorkomen in het hart, de huid en de borsten. Tumoren in endocriene organen situeren zich meestal in de hypofyse, de schildklier, bijnieren of teelballen.

MEN herkennen

Omdat alle erfelijke endocriene tumor syndromen zeldzame ziekten zijn, heeft een algemene opsporing weinig zin. Spijtig genoeg wil dat zeggen dat het al dan niet stellen van de diagnose vaak afhangt van het feit of de behandelende arts er al dan niet aan denkt. En hoewel voor sommige ziektes (bijvoorbeeld paragangliomen of feochromocytomen) altijd een genetisch nazicht aanbevolen wordt omdat er een grote kans is op een onderliggende genmutatie, is het probleem nu net dat sommige andere symptomen van MEN niet onmiddellijk aan een zeldzaam erfelijk tumor syndroom doen denken. Een van de eerste symptomen van bijschildkliertumoren bij MEN1 is bijvoorbeeld het krijgen van nierstenen – iets wat veel mensen spijtig genoeg ooit moeten doorstaan en die hebben uiteraard niet allemaal MEN1.

Wanneer er dan wel aan denken?

  • bij de diagnose van een heel zeldzame tumor, bijvoorbeeld bij paragangliomen, feochromocytomen, hormonaal actieve long-, darm- of pancreastumoren, bijnierschorscarcinomen, …
  • als sommige zeldzame tumoren (vb. in de hypofyse of bijnieren) bij meerdere leden van dezelfde familie vastgesteld worden
  • als bepaalde ziekten (bijvoorbeeld bijschildkliertumoren of endocriene pancreastumoren) op heel jonge leeftijd vastgesteld worden
  • als ziekten (bijvoorbeeld paragangliomen of feochromocytomen, neuro-endocriene darmtumoren) op verschillende plaatsen in het lichaam gevonden worden, of de neiging hebben terug te komen (recidief)
  • als eenzelfde patiënt verschillende zeldzame tumoren ontwikkelt

Sommige van de tumoren die bij MEN1 ontstaan, zijn door bloed- of urineonderzoek aan te tonen, voor andere is beeldvormingsonderzoek nodig. Ook de aanwezigheid van sommige tumoren in de schildklier, de bijschildklieren en bijnieren bij MEN2 kan met bloed- en urineonderzoek of een scan (bijvoorbeeld MRI) worden aangetoond. Naast lichamelijke onderzoeken horen regelmatige laboratoriumonderzoeken en scans dus tot de routine opvolging.

Ook bij de andere erfelijke tumor syndromen krijg je naast een lichamelijk onderzoek, een bloed- en urineonderzoek, echo-onderzoek en een MRI.

DNA-onderzoek kan exact bepalen met welk syndroom men juist te maken heeft.

Verder uitleg daarover vind je bij Diagnose MEN.

Special thanks to INCA to let us make use of the INCA-theme, developed by Weberest 
Special thanks to INCA to let us make use of the INCA-theme, developed by Weberest

© vzw NET & MEN Kanker